NAWOORD
Samenwerken in de transitiearena
De ontwikkeling van een duurzame samenleving staat prominent op de agenda van de Amsterdamse regio. De ambities zijn torenhoog: in 2050 is Amsterdam klimaatadaptief, klimaatneutraal en 100% circulair. Dit lijkt ver weg, maar de vertaling naar doelen op kortere termijn laat zien hoe complex en urgent de opgaven zijn. Hoe zorgen we er bijvoorbeeld voor dat over 10 jaar het vervoer uitstootvrij is, we 50% minder nieuwe grondstoffen gebruiken en 80% van de elektriciteit die huishoudens gebruiken duurzaam wordt opgewekt?
Deze opgaven vragen om fundamentele en onomkeerbare systeemveranderingen: transities waarvoor een samenspel nodig is van technologische, economische, sociale en institutionele innovaties. Transities vergen niet alleen nieuwe oplossingen, maar ook het afbreken van bestaande structuren en werkwijzen en het vervolgens weer opbouwen van nieuwe, inclusief bijpassend gedrag. Een omslag in denken en handelen dus, waarvoor samenwerking nodig is in netwerken van overheden, bedrijven, kennisinstellingen, ngo’s en burgers. Dit soort samenwerkingsverbanden hebben een gezamenlijk doel, maar hebben ook te maken met uiteenlopende individuele doelen en belangen van de partners. Recent onderzoek naar de wijze waarop duurzame initiatieven in de stad omgaan met de spanningen die hieruit voortvloeien, laat zien dat zij een proces van valuing value doorlopen, waarin zij zoeken naar resultaat dat tegemoet komt aan de behoeften van alle partners. Balanceren van gezamenlijke en individuele waarde en het integreren van ecologische, sociale en economische waarde zijn hierin belangrijke elementen.
De projecten die in deze editie van Bewogen Stad worden besproken lopen ook tegen de uiteenlopende doelen en belangen van betrokkenen aan. De projecten hebben betrekking op verschillende transities: de energietransitie, de transitie naar een klimaatadaptieve stad en de transitie naar een circulaire economie. Iedere transitie bevindt zich in een andere fase en de vraag is of dit andere spanningen en oplossingen oplevert.
Van de drie transities is de energietransitie het verst gevorderd. Er zijn inmiddels verschillende technologische oplossingen beschikbaar om onze energievoorziening te verduurzamen en om bijvoorbeeld woningen energiezuiniger te maken. Het is tijd voor opschaling, maar met de komst van nieuwe duurzame technologieën wordt ook het maken van duurzame keuzes lastiger en komt meer nadruk te liggen op gedragsverandering bij de consument of bewoner. Reint-Jan Renes en Krispijn Faddegon, stellen dat we ‘kunnen deugen’, maar dat als de juiste voorwaarden en omstandigheden ontbreken het wel heel lastig wordt om bijvoorbeeld fast fashion te laten hangen.
Ieder milieuvraagstuk vraagt daarom om andere interventies om tot gedragsverandering te komen. De verantwoordelijkheid wordt volgens Eelco van Wijk te makkelijk bij het individu gelegd, terwijl duurzame oplossingen en keuzes lang niet altijd evident en bereikbaar zijn voor iedereen. De bijdrage van Ton Copier laat bijvoorbeeld zien dat kwetsbare bewoners heel andere belangen hebben en toont wat voor uitdagingen dit oplevert voor de duurzaamheidsinitiatieven van BOOT.
De circulaire transitie is nog maar net begonnen en bevindt zich daardoor in een geheel andere dynamiek. Er wordt weliswaar flink geëxperimenteerd met nieuwe oplossingsrichtingen, maar we zitten nog gevangen in het lineaire economische systeem waarin bijvoorbeeld wordt ingezet op het optimaliseren van recycling. Studenten komen met waardevolle interventies voor bewoners voor het beter scheiden van afval, terwijl recente nieuwsberichten over wat er met gescheiden afval gebeurt de gevoelde urgentie en motivatie van mensen flink ondermijnt. Dit soort onzekerheid hoort bij de voorontwikkelfase waarin de circulaire transitie zich bevindt. Maar hoe ga je als onderzoeker, overheid, bedrijf en burger om met de verschillende, maar ook verschuivende doelen en belangen en tegen elkaar in werkende bewegingen?
De transitie naar een klimaatadaptieve stad zit er ergens tussenin. Instituties zijn zich bewust van de noodzaak om maatregelen te nemen en technologische oplossingen komen beschikbaar. In RESILIO worden experimenten en nieuwe oplossingen verbonden met inbedding op bestuurlijk niveau, een belangrijk stap in de take-off fase van een transitie. Maar ook dit gaat niet zonder slag of stoot, zoals de beschouwing op het RESILIO project laat zien. Het startpunt is een specifieke oplossing - de blauw-groene daken - die echter niet per definitie als dé oplossing wordt gezien door individuele partners, in dit geval de woningbouwverenigingen. Het verschil in kennis en belangen tussen de verschillende partners maakt de opschaling dan ook onverwacht lastig. De Knowledge Mile koos een andere insteek: het zoeken van een gedeeld belang dat aansluit op de belangen van de betrokken individuen. Dit werd gevonden in vergroening. De positieve ervaringen die met vergroening werden opgedaan leidden vervolgens tot de start van nieuwe initiatieven voor de verduurzaming van de Knowledge Mile, ondersteund door de gemeente. Een dergelijk aanpak, waarbij de onderstroom wordt verbonden met de bovenstroom, is een belangrijke onderdeel van transitiemanagement.
De voorbeelden in dit magazine laten zien dat, in welke fase de transitie zich ook bevindt, er recht gedaan moet worden aan de belangen en contexten van ieder individu en dat dit een zoekproces is. Van de woningbouwverenigingen in het RESILIO project tot en met de kwetsbare bewoners die duurzaamheid niet boven aan het prioriteitenlijstje hebben staan en niet de kennis en middelen hebben om hier grote stappen in te zetten. Het vraagt om het vroegtijdig betrekken van alle betrokkenen, zoals ook Willem van Winden in zijn bespiegeling op het RESILIO project bepleit, met oog voor individuele belangen. Maar het vraagt ook om voorbij het individu te kijken, bijvoorbeeld door te werken met stedelijke gemeenschappen en burgerraden zoals Beatriz Pineda Revilla en Eelco van Wijk suggereren. Het vinden van een evenwicht in het creëren van waarde voor het geheel en voor individuele betrokkenen is een belangrijk onderdeel van samenwerken in de transitiearena.