Overal zijn mensen en organisaties bezig om de stad duurzamer, meer circulair en klimaatbestendig te maken. Duurzame innovaties zijn niet te koop, we moeten ze zelf maken door met vallen en opstaan uit te vinden of een nieuwe aanpak wel of niet werkt. Het gaat daarbij zeker niet alleen om het inzetten van nieuwe technologie hoewel het daar wel vaak mee begint. Aan ieder nieuw duurzaamheidsproject zitten organisatorische, financiële en juridische en gedragsaspecten, en alles moet kloppen.
Om verder te komen hebben grote steden over de hele wereld het experimenteren omarmd: de stad als levend laboratorium waar nieuwe technieken en concepten worden uitgetest op het gebied van mobiliteit, duurzame energie, duurzaam bouwen, logistiek, enzovoort. In Amsterdam wordt volop geëxperimenteerd in programma’s als Amsterdam Smart City, de Donutcoalitie, Amsterdam Rainproof. Het zijn gouden tijden voor hogescholen en universiteiten die maar al te graag meedoen, daarbij gesteund door een lawine aan innovatiesubsidies uit Den Haag en Brussel.
Waarom is opschalen lastig?
Leidt al dat experimenteren nu echt tot een meer duurzame stad? Pilotprojecten zijn per definitie kleinschalig, ze kunnen mislukken, en dat is niet erg want je leert ervan, en die kennis kan weer gebruikt worden in een volgend project. Maar in ons onderzoek naar opschaling van smart city pilots vonden we dat ook veel succesvolle pilots toch niet worden doorgezet, waardoor de impact heel beperkt blijft. Waarom lukt het zo vaak niet om succesvolle experimenten om te zetten in grootschalige implementatie?
Een eerste belangrijke oorzaak is dat alle geld en aandacht naar het experiment gaat, en er te weinig –of helemaal niet -wordt nagedacht over fase 2: het opschalen. Aan het einde van de pilot is het geld op, en zijn er geen structurele middelen voor opschaling. Dan is het vaak gemakkelijker om maar op zoek te gaan naar de volgende subsidie om weer iets nieuws te proberen.
Een andere bedreiging voor opschaling is het not invented here syndroom: het gedreven innovatieteam gelooft in de nieuwe aanpak, maar voor opschaling moeten andere mensen en partijen ook meedoen. En die zien ook nadelen, bedreigingen, risico’s, of denken te weten dat andere oplossingen beter zijn.
Opschaling wordt ook lastig als het experiment/pilotproject niet echt gedragen wordt door de beslissers binnen de betrokken organisaties; Managers zijn doorgaans enthousiast over pilots omdat ze weinig kosten, positieve publiciteit genereren, en in elk geval de indruk wekken dat hun organisatie vernieuwend bezig is. Maar wanneer de pilot geslaagd is en het moment van implementatie is aangebroken trappen ze vaak op de rem omdat de gevolgen toch wel ingrijpend zijn. Dat probleem dreigt ook bij RESILIO: de woningcorporaties leggen 10,000m2 blauw-groen dak aan, met 80% EU subsidie. Maar het is zeer de vraag of ze daarna zullen gaan opschalen, gezien de hoge extra kosten van zulke daken, en ook omdat ze een eventuele waardestijging of een beter energielabel niet of nauwelijks kunnen vertalen in hogere huren.
Experiment versus de dagelijkse gang van zaken
Opschaling kan ook lastig zijn als het innovatieteam, hoe kundig en innovatief ook, ver op de muziek vooruit loopt, en te ver af staat van de dagelijkse operationele gang van zaken. Dan zit de weerstand tegen opschaling eigenlijk al ingebouwd in de experimenteerfase; operationele afdelingen, die de boel draaiend moeten houden, zien het dan niet zitten om de nieuwe aanpak in te voeren, zeker als ingrijpende aanpassingen nodig zijn. De kunst is dus om een goede balans te vinden tussen exploratie (nieuwe dingen ontdekken, innoveren), en exploitatie (dagelijkse operationele taken uitvoeren). Daarvoor is het belangrijk om de operationele afdelingen van meet af aan bij pilotprojecten te betrekken. Dat kan overigens wel weer tot gevolg hebben dat radicalere experimenten dan geen kans meer krijgen: te bedreigend.
Soms komt opschaling niet van de grond omdat consortiumpartijen die betrokken zijn bij een experiment heel eendrachtig samen werken aan de pilot –zeker als er subsidie te verdelen valt-, maar als puntje bij paaltje komt toch heel verschillende belangen hebben bij opschaling en implementatie. Dat zien we in Resilio, waar Waternet heel graag wil opschalen –dat geeft meer mogelijkheden voor watermanagement- maar voor de woningcorporaties is opschaling vooral heel erg duur.
Burgers moeten meedoen
Wat vinden Amsterdammers eigenlijk van al dat geëxperimenteer met duurzame innovaties? Veel burgers vinden duurzaamheid belangrijk en willen graag een bijdrage leveren, maar stellen terecht hoge eisen aan innovatie: het moet goed en simpel werken, niet te duur zijn, en echt voordelen bieden ten opzichte van de huidige situatie. Draagvlak en vertrouwen bij de burgers is essentieel, maar veel innovaties worden vooral technocratisch opgezet zonder veel oog voor sociale- en gedragsaspecten, en communicatie en participatie zijn vaak een sluitpost. Dat is vragen om problemen, want uiteindelijk zullen burgers de innovatie en haar opschaling moeten omarmen. Een aantal jaar geleden deed een energiebedrijf een poging om slimme meters en displays te installeren in een wijk in Amsterdam West. Dat zou helpen om mensen bewuster te maken van hun energiegebruik. Technisch werkte het allemaal –de pilot was geslaagd- , maar de meeste bewoners wilden niet meedoen omdat ze wantrouwend waren en de voordelen er niet van inzagen. Het is een klassieker: betrek burgers vanaf het begin bij het innovatieproces…..en niet alleen de hoogopgeleide.
''Veel burgers vinden duurzaamheid belangrijk en willen graag een bijdrage leveren, maar stellen terecht hoge eisen aan innovatie: het moet goed en simpel werken, niet te duur zijn, en echt voordelen bieden ten opzichte van de huidige situatie.''
Vijf tips voor opschaling
Denk kortom ten eerste bij het ontwerp van een experiment of pilot al goed na over opschaling na de pilotfase, bijvoorbeeld door alvast verschuilende scenario’s daarvoor te ontwikkelen. Agendeer daarnaast het thema opschaling regelmatig in het innovatieteam; vaak blijkt dat teamleden er heel verschillende beelden bij hebben en dat leidt later geheid tot problemen. Opschaling moet in die zie permanent onderdeel van de innovatie zijn. Zorg ook dat het innovatieteam niet alleen uit (technische) enthousiastelingen bestaat; betrek burgers, gebruikers en ook operationele afdelingen die ermee te maken gaan krijgen. Zorg ten vierde dat beslissers in de organisatie(s) aangehaakt, geïnformeerd en betrokken blijven bij het pilotproject, en wees tot slot zo snel mogelijk expliciet over de eigendomsrechten van de eventuele succesvolle innovatie.